Sumatra's Westkust op de kaart (KADASTER)Een stukje Geschiedenis uit 1e Jaargang, December 1919, Sumatra's Westkust
Den landmeter, dien te gelegener tijd het geluk treft
Padang tot standplaats te krijgen, zal het opvallen, dat de meeste hem vertoonde grossen van eigendomsacten; dateerende van voor 1869 door den rechtercommissaris voor "gezien" zijn geteekend. Het zal voor hem niet onaardig zijn de reden daarvan te vernemen.
Het gebouw van den Raad van justitie te Padang is namelijk op 3 September van dat jaardoor brand geheel verwoest en zijn de protocollen en registers van acten van eigendom,hypotheek, cessie en borgtocht totaal verloren gegaan. Eerst op 18 juli van het daaropvolgende jaar - geziet, lezer, destijds bestond er ook een "ambtelijke sleur" - werd een Gouvernements besluit geslagen, dat aanwijzingen gaf op welke wijze voorzieningenmoesten worden getroffen. Vooreerst moest de Griffier twee zoogenaamde "brandregisters" aanleggen - een voor, "vastegoederen en schepen", het andere voor hypothekaire verbanden, cessie en borgtocht" - welke de verbrande oorspronkelijke acten dienden te vervangen en hetzelfde volledige bewijs op te leveren. Daartoe ontving de toenmalige Gouvernements Landmeter den last zijn archief ter griffie te deponeeren. Dit werd echter niet genoegzaam geacht.
De eigenaren of houders van eigendomsbewijzen e. d. werden bij advertentie in de Javasche-Courant, de Sumatra Courant en bovendien, voor zooveel mogelijk, bij biljetten opgeroepen, ten einde bij de te verrichten inschrijvingen tegenwoordig te zijn en, des geraden oordeelende, hunne bedenkingen tegen die inschrijvingen mede te deelen. De landmeter, die daarbij mede aanwezig was, had in zijn blokregister aan te teekenen op welk folio van het brandregister het betrekkelijke perceel voorkomt. Zoo'n folio zag er als volgt uit:

De vertoonde eigendomsbewijzen werden dan door den Rechtercommissaris voor "gezien" geteekend en aan de daarop rechthebbenden teruggeven. Ten overvloede werd van de verrichte inschrijvingen maandelijks openbare kennisgeving gedaan door middel van een aankondiging in de genoemde couranten, onder mededeeling, dat de belanghebbenden binnen een jaar hunne bezwaren bij den rechtercommissaris konden inbrengen.
De rechtercommissaris had bovendien te trachten aIle geschillen over een te verrichten of reeds gedane inschrijving bij te leggen. Liep dit echter vruchteloos af, dan liet hij het aanpartijen over hare geschillen langs den gewonen weg van rechten te doen uitmaken. In een afzonderlijk register werd dan genoteerd, welk verschil zich had voorgedaan. Zoodra de uitspraak van den rechter in kracht van gewijsde was gegaan, volgde de inschrijving dienovereenkomstig.
Aangezien de in te schrijven perceelen ingenomen werden volgens het doorloopend nummer van het Blokregister, werd, ten einde het later naslaan der acten te vergemakkelijken, een speciale klapper aangelegd. Nog zij vermeld, dat aIle tot de bedoelde werkzaamheden betrekkelijke schrifturen niet gezegeld behoefden te zijn. Het Paleis van justitie te Padang staat thans aan het Michielsplein, doch de protocollen worden nog steeds niet in een brandvrije kamer bewaard. BAMBERG.
Blz 5
Hoe gaarne luisteren we niet met aandacht, soms gepaard met stomme verbazing, naar de verhalen van een ouderen collega, naar interessante, moppen in en uit den dienst. Nu ja, we voelen het wel, al zeggen we het niet, er komt natuurlijk een massa overdrijving bij. De een weet genoeglijk te plaudern over groote gevaren, waaraan hij tijdens zijn werkzaamheden in de rimboe ter nauwer nood is ontsnapt. Een ander verklaart met ernst, hoe hij met instumenten en al door de woedende bevolking over de grens is gezet. Doch: "Komt bij me zitten en luistert goe' lien". Opdat ik u zal verhalen, al wat ik op mijn reizenheb gezien" zou de zeeman zeggen. Maar ditmaal geen overdrijving. Het verhaal van den landmeter in ruste, hoe hij met mantri's en koelie's, met ketting en bakens het terrein werd uitgebonjourd, is historisch, gebeurd in het gezicht van Minangkabau's hoofdstad.
Niet, omdat onze ijverige ambtenaar zich aan onhebbelijkheden te buiten ging, doch enkelen alleen door het stomme bijgeloof der opgezetenen. Bij dit volk heerscht namelijk nog steeds de idee, dat zoodra de ketting gesleept wordt over een stuk "soekoegrond" , op dit perceel daarmede gevestigd is de een of andere rechtstitel, waardoor de bezitsrechten overgaan op den aanvrager der meting. Door langdurige en telkens opnieuw gehouden conferentie's met de Inlandsche hoofden is wel is waar het grootste deel der bevolkingwijzer geworden, toch, jongeren, wacht u voor een herhaling van deze les; wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht!
Alvorens u te wagen aan een opname in de binnenlanden, verwittig even het betrokkenbestuur van uwe komst, opdat ge een behoorlijken tolk mede krijgt. Gij, die wel eens Preanger's of Besoeki's woeste berglanden hebt opgemeten, vermeent niet, dat ge ook in de Padangsche Bovenlanden even gemakkelijk zult kunnen omgaan met uw werkvolk.
blz 6
Gij zult u eerst op de hoogte dienen te stellen van zeden en gewoonten van den zich vrijvoelenden Minangkabauer. Schroom bijvoorbeeld niet de u toegestoken hand aan te nemen van een eenvoudigen koelie en weiger hem niet de sigaret, waarom hij u vraagt! Immers 'slands wijs, 's lands eer! Ik sprak daar net van "soekoegrond", Wat is een soekoe? In heele oude tijden - aldus de legende - moeten in het land van Minangkabau vier exogame groepen geleefd hebben. soekoe geheeten. Of deze vier klassen, gelijk in Australie en andere landen terug te brengen zijn tot twee, vertelt de geschiedenis niet; maar zeker is wel, dat deze vier soekoe's door vermeerdering van het ledental zich geleidelijk hebben opgelost tot een groote veertig.
Waar de Padangsche Bovenlanden een bevolking hebben van ruim een millioen (de geimporteerden niet medegerekend), moet dus het aantal zielen, tot elke soekoe behoorende, gesteld worden op gemiddeld ongeveer 25000. In den loop der tijden heeft elke soekoe zich weder ontwikkeld in talrijke vertakkingen, die wel is waar nog steeds den soekoenaam voeren. doch zich van elkander onderscheiden door aangenomen eigennamen. Zulk een vertakking is weer te beschouwen als een afzonderlijke soekoe, waarvan de leden niet met elkander mogen huwen.
Laat ik hier een gedeelte uit het bekende werk van B. Veth citeeren: "In den tijd, die voorafging aan de vestiging van het Nederlandsche gezag in deze landstreek, bestonden er al van kleine staatjes, die van elkaar vrijwel onafhankelijk waren, territoriale eenheden,welke men miniatuur-republiekjes zou kunnen noemen, die later tot een zeker aantal districten zijn vereenigd geworden ten behoeve van het administratief bestuur. In die kleinestaatjes. nagari geheeten, woonden leden van verschillende huwelijksklassen, terwijl als regel gold, dat niet meer en in geen geval minder dan vier soekoe's in de nagari waren vertegenwoordigd. De leden waren er verspreid over de dorpen,
blz 7
koeta, en gehuchten, taratak, waarvan een het moederdorp was van al de daaruit gestichte nederzettingen. In elke koeta woonde en woont ook. thans nog het daar gevestigde groepje soekoegenooten bijeen, naar gelang van hun aantal verdeeld over een of meer familiewoningen. Huisgenooten vertegenwoordigen een of meer familie-eenheden, welke het best worden aangeduid met den naam broedergemeenschap, en die bestaan uit broers, zusters en hare kinderen, waarbij de nog levende verwanten in vrouwelijke lijn van oudere generaties. De kleinste familiegroep bestaat uit de moeder met hare kinderen, maar deze vormen geen huisgezin, hoogstens een kamergezin; zij zijn van een haardstede, want iedere moeder beschikt in het familiehuis over een eigen stookplaats. De man en vader behoort niet tot deze groep; hij heeft zijn plaats in de eigen broedergemeenschap. Man en vrouw wonen niet samen doch blijven ieder in het eigenfamiliehuis. Na volbrachte dagtaak gaat de gehuwde man naar het huis, waarin zijn vrouwen hare verwanten wonen, om er tot den volgenden morgen te toeven. Vader en kinderen zijn om zoo te zeggen geen familie van elkaar; de eerste heeft op de laatsten geen recht,maar hij heeft ook geen plichten jegens hen te vervullen. Van zijn vermogen kan hij hun niets nalaten, alleen van het met eigen arbeid verworven goed mag hij hun een zeker percentage met de warme hand schenken, mits zulks geschiede met inachtneming van bepaalde formaliteiten.
De broedergemeenschap wordt naar buiten vertegenwoordigd door den oudsten broer; op de inwendige huishouding oefent hij niet meer invloed uit dan de andere leden. Gemeenschappelijk beheeren zij het kapitaal of de bezittingen, welke communaal eigendom zijn. Individueel vermogen kan slechts verworven worden door eigen arbeid; na den dood van den eigenaar gaat het weer over tot communaal eigendom van zijn broedergemeenschap. Door den dood van een der leden worden de vermogens rechtelijke
blz 8
verhoudingen dus weinig veranderd; van erven en boedelscheiding is in den regel geen sprake, alleen wordt het aantal rechthebbenden een minder. Sterft de moeder, dan gaan haar aanspraken over op hare kinderen. Natuurlijk moet nu en dan toch splitsing van communalen eigendom plaats hebben; want uit een broedergemeenschap komen veelalmeer dan een van dergeJijke familieeenheden voort; en na een paar generaties worden de toestanden op het gebied van vermogensrecht reeds zeer ingewikkeld".
Het is voor den Kadaster-ambtenaar van groot belang met het matriarchaat, dat hier bij dit volk nog in zuiveren vorm voorkomt nader kennis te maken. Zooals gezegd kan de Minangkabauer slechts door eigen arbeid zich bezittingen, de zoogenaamde hartopentjarian, verwerven. Hij kan dus door aankoop eigendoms perceelen op zijn naam doen overschrijven. Wat zien we nu bij zijn overlijden? Het eigendomrecht gaat niet over op zijn kinderen, doch wordt communaal bezit van de geheele broedergemeenschap, wordt hartopoesako.
In de Sumatra - Bode van 5 ]uli 1905 zegt Mr. J.J. Smits: "Het Maleische recht kent geen erfrecht, kent geen erfgenamen. Zoodra in een familie een lid geboren wordt, wordt het aandeel van ieder van de reeds levenden in de harta poesaka kleiner, maar zoodra een lid komt te sterven, wordt het aandeel van ieder van de overlevenden grooter, niet, omdat ieder mede-erfgenaam zou zijn van den overledene, maar omdat deze er niet meer is en dus het aantal mede-gerechtigden in de harta met een is verminderd.
Harta pentjarian wordt, zoodra de verkrijger daarvan komt te sterven, deel van de hartapoesaka, maar ook hier kan niet van erven sprake zijn; de pentjarian wordt ipso jure met depoesaka vereenigd tengevolge van het overlijden, maar vervalt niet als nalatenschap aan de rechthebbenden in de poesaka." Langen tijd is omtrent het adatrecht een verkeerde opinie in zwang geweest. Kwam vroeger de eigenaar van een ingeschreven eigendomsperceel te overlijden,
blz 9
dan diende het familiehoofd (mamak) een verzoekschrift in en kreeg bij besluit van den Gouverneur van Sumatra's Westkust de vergunning om het grondstuk te doen overschrijven ten name van enkele individuen, al naar gelang. wie daarvoor in aanmerking kwamen. De rechter-commissarissen gingen dan zonder meer op dit besluit in. Dit nu is absoluut in strijdmet de adat. Hoor, wat Gouverneur Kroesen in een missive van 1887 zegt: "In den regel is de grond hier, althans in de Maleische landen, de eigendom niet van een enkele individu, maar van een geheele familie, en ten gevolge van de adat kamanakan zijn de vrouwen er de draagsters van. Dit stelsel heeft veel voor. De individu moge daardoor niet zoo tot zijn recht komen,het houdt de mannen in den band, het is een barriere tegen lichtvaardige vervreemding en proletariaat. en vooral levert het een heilzamen waarborg op voor de vrouwen, zooals men wellicht in geen enkel mohamedaansch land terugvindt. Is op Java de toestand zoovee lbeter, waar de kinderen wel van den vader erven, maar de moeder elk oogenblik op straat kan worden gezet, zonder ressources. zoodat zij in den regel weder ten laste van hare ouders komt ?
Ik geloof niet, dat er voor ons voldoende redenen bestaan om, gesteld al dat het wat hielp,te reargeeren tegen de Maleische instellingen, maar die integendeel te eerbiedigen, zooals wij beloofd hebben" En juist volgens die adat hadden de respectievelijke Gouverneurs geen besluiten mogen slaan tot vergunning om de perceelen te doen overschrijven op naam van individuen. Immers. de harto poesako is communaal bezit, is ondeelbaar. Eerst door depublicatie van het door den Raad van justitie te Padang geweten vonnis nommer 45/1905, waarbij beslist werd, dat een op naam van een Minangkabauer staand eigendomsperceel na diens dood wordt eigendom van de geheele soekoe, vielen de schellen van de oogen.
blz 10
Op het eerste verzoekschrift, dat sindsdien binnenkwam, sloeg de Gouverneur dan ook een besluit, waaruit ik hier enkele gedeelten zal laten volgen.
"Overwegende, dienaangaande, dat vaststaat, dat de perceelen zijn harta poesaka van de familie van rekestranten, en dat bij het besluit van den 14en Maart j.l. No. 143, genomen naar aanleiding van het bij artikel 2 van Staatsblad 1853 No. 14a, zooals dat luidt ingevolge Staatsblad 1862 No 16, gegeven voorschrift aan rekestranten is toegestaan, dat de percelen voor een bepaald aandeel aan ieder hunner ten hunnen name zouden mogen wordenovergeschreven, met andere woorden: tusschen hen zouden worden verdeeld; Overwegende, dat het aangehaalde voorschrift inhoudt, door wien, bij eigendomsovergang,tengevolge van erfenis ab intestato van het geheel of van een gedeelte van eenig onroerendgoed, toebehoorende aan een lid van de oorspronkelijke bevolking van dit gewest, dat is de Maleische, waarvan een wettig eigendomsbewijs is opgemaakt, de bewijzen tot staving van dien eigendomsovergang zullen worden verleend; Overwegende echter, dat voor het begrip erfenis in het Maleische recht geen plaats is; dat immers dat recht geen erfrecht kent, tenzij, wellicht, wat de aanspraken op het voeren van den galar poesaka en op het voeren van het beheer over de harta poesaka betreft; dat bij doode van een lid van eenige familie het aandeel van ieder van de overlevenden in de hartapoesaka grooter wordt, echter niet, omdat zij erfgenamen zouden zijn van den overledene, maar slechts omdat deze niet meer bestaat en dus geene rechten meer kan doen gelden; dat ook bij harta pentjarian niet van erven kan worden gesproken, daar deze na doode van den verkrijger ipso jure vereenigd wordt met de harta poesaka, doch niet als nalatenschap aan de rechthehbenden daarin toevalt; Overwegende verder, dat tenzij in een enkel geval, oneenigheid tusschen de familieleden,die niet weder kan worden bijgelegd, harta poesaka niet tusschen die leden mag worden verdeeld;
blz 11
Overwegende, dat reeds bij artikel 11 Algemeene Bepalingen van Wetgeving, vastgesteld bij koninklijk besluit van 16 Mei 1846 (Indisch Staatsblad 1847 No. 23) was bepaald, dat ten aanzien van Inlanders van kracht zouden blijven hunne godsdienstige wetten, volksinstellingen en gebruiken, voor zoover dele niet in strijd zijn met algemeen erkendebeginselen van billijkheid en rechtvaardigheid, wat de hier behandelde materie in geenen deele is; Overwegende, dat het besluit van den Gouverneur-Generaal van Ned Indie van den 7en Maart 1853 No.5 (Staatsblad No 14a), noch de Koloniale Ordonnantie van 15 Februari 1862 (Staatsblad No. 16) aan gemeld Koninklijk besluit kunnen derogeeren en dus slechts toepassing kunnen vinden met eerbieding van de Maleische volksinstellingen en gebruiken, welke het, blijkens het voorschrift om vooraf te hebben ingewonnen het advies derbevoegde hoofden, ook in de bedoeling heeft gelegen te erkennen; Overwegende, dat, daar de ten rekeste bedoelde perceelen zijn harta poesaka van de familie van rekestranten en, tenzij in een hier niet aanwezig geval, harta poesaka is ondeelbaar, dezerzijdsch besluit van den 14en Maart j.l. No. 143, waarbij een verdeeling tusschen de leden van de familie plaats vond, in strijd is met het Maleische recht en dus met artikel 11 Algemeene Bepalingen van Wetgeving, en dus niet mag worden gehandhaafd, mitsdien moet worden ingetrokken; Overwegende ten overvloede, dat waar een lid van een Maleische familie komt te sterven, nalatende een ten zijnen name ingeschreven perceel, dit perceel deel wordt van de hartapoesaka van de familie, en dus moet worden overgeschreven ten name van hem, die als hoofd van de familie beheerder is van de harta poesaka, en dat van deze hoedanigheid in de nieuwe acte van eigendom moet worden melding gemaakt, opdat blijke, dat het perceel is familie eigendom;
blz 12
kunnende dan op gedaan verzoek van belanghebbenden, dezerzijds na ingewonnen advies van de Hoofden worden beslist, wie als hoofd van de betrokken familie moet worden beschouwd." Laat het voorgaande voor den Gouvernements Landmeter te Padang voldoende zijn om toch vooral niet meer - zooals dit tot dusverre altijd is gedaan - in de desbetreffende landmeterskennissen te schrijven: " Aard van den overgang: erfenis..." Want nogmaals, erfenis is in het Minangkabausche adatrecht ten eenenmale onbestaanbaar. We kunnen immers altijd met de een of andere omschrijving volstaan, b. v. .Aard van den overgang: overschrijving ten gevolge van het overlijden van.. ." De nieuwe Instructie voor de Gouv. Landmeters (Stb. 1916 No. 517) is in dezen ook niet zeer duidelijk. Hetgeen in art. 14 is gezegd, slaat dan toch zeker niet op de oorspronkelijke bevolking van Sumatras Westkust. Een ander tijpisch geval wil ik hier nog aanhalen Eenpursang Maleier was te Batavia overleden. De Weeskamer aldaar verleende een certificaatvan erfrecht, waarin zij verklaarde, dat zijn erfgenamen zijn zijne weduwe en kinderen. Teneinde te kunnen geraken tot scheiding en deeling werd door den betrokken Landraad bij vonnis van 24 Maart 1905, bekrachtigd door den Raad van ]ustitie, machtiging verleend tot den publieken verkoop. "Wanneer de dag van verkoop gesteld was geworden op den 1sten April", zegt Mr. Smits in de Sumatra-Bode, en niet op 19 Mei, zou ik aan een Aprilsgrap gedacht hebben, want de inhoud der advertentie (aankondiging van den te houden verkoop) geeft blijk van een zoogroote onkunde op het gebied van het Maleische recht, dat ik, nu ik die onkunde niet bij mijn ambtgenoot mag veronderstellen, aan kortswijl, niet aan ernst moest denken. Een onderzoek heden morgen ten Vendukantore heeft mij echter de zekerheid gegeven, dat de inhoud droevige ernst is, doch dat mijn amblgenoot slechts volgens instuctien van Batavia handelt,
blz 13
en dat de Weeskamer, de Landraad en de Raad van Justitie te Batavia de schuldigen zijn." Voorts: "In stede van te beslissen dat de bezittingen van den overledene door den doodworden harta poesaka van zijn familie, dus niet van zijn kinderen, maar van zijne kamanakans, zijn waris, heeft men zich bij het certificaat van de Weeskamer neergelegd en scheiding en deling bevolen." In het slot van zijn uiterst scherp gestelde polemiek zegt de schrijver: "Er is een middel om dien tegen te houden. Volgens art. 20 Reglement op de Openbare Verkoopingen van Stbl 1889 No. 190 moet de Vendumeester zich overtuigen, dat de verkooper tot den verkoop gerechtigd is. De Vendumeester te Padang is niet gebonden door het Certificaat van erfrecht, afgegeven door de Weeskamer te Batavia; hij moet zelfstandig onderzoeken, wie eigenaar is, En nu het Maleische recht hem leert, dat de goederen door den dood poesakagoederen van de familie zijn geworden, zal hij moeten beslissen, dat zij die den verkoop willen doen houden, niet tot dien verkoop gerechtigd zijn, en zal hij moeten weigeren dien te doen plaats hebben," Scheiding en deeling van poesakagoederen is slechts in een geval toelaatbaar, bij oneenigheid tusschen de familieleden, die niet weder kan worden bijgelegd, waarbij - zooals de uitdrukking dan luidt - dinding naek kalangit, ampang laloe kqsoebrang. Ik wilhet nu hebben over vervreemding van poesakogoederen Zelfs ingewijden zijn het over ditpunt nog niet geheel eens. En dit kan ik me best indenken. De adat toch is geen geschrevenrecht en waar het Minangkabausche gebied zoo uitgestrekt is, wijken de gewoonten in verschillende streken wel eens van elkander af. Regel is, dat poesakabezittingen niet mogen worden vervreemd, In Agam alsmede enkele gedeelten van de Padangsche Benedenlandenzijn wel degelijk gronden verkocht met algeheele toestemming van aIle kamanakans.
blz 14
Meer algemeen geldt het principe, dat harto-poesako slechts vervreemd, verpand of verhypothekeerd mag worden,wanneer de soekoe geen voldoende gelden bezit om
1e het familiehuis te vernieuwen of te repareeren (roemah gadang indak baato),
2e een overleden familielid te kunnen begraven (mangoeboerkan mait),
3e een jonge dochter te kunnen uithuwelijken (gadih gadang tak belaki),
4e de formaliteiten te vervullen in geval van verheffing tot den panghoeloestand(mandirikan panghoeloe).
Mr. Nederburgh schrijft in de Sumatra - Bode van 28 januari 1905: ,,Niemand zal nu ontkennen, dat de adat de poesaka-goederen slechts in enkele gevallen aansprakelijk stelt, waarvan nominatim opgenoemd: doodschulden, schulden, gemaakt voor het huwelijk van een vrouwelijk familielid, schulden, aangegaan met de toestemming van aIle familieleden(en die naar de Hadj ?). Men merke goed op, dat alle deze gevallen zijn terug te brengen tot den grondregel: het familiegoed is alleen verbonden voor schuld, die de geheele familiebetreft; mocht zich een geval voordoen, hier boven niet genoemd, waarin de schuld is aangegaan met instemming van de gansche familie- b.v. een proces, door de mamakgevoerd betreffende een der familiegoederen - dan zal de adat ook in dit geval dezelfde toepassing vinden."
Ook omtrent de harto pentjarian bestaat in verschillende gebiedsdeelen geen algeheele overeenstemming. Volgens de adat tigo loehak mag pentjarian slechts vervreemd worden met medeweten, (satahoe waris) , doch praktisch beteekent dit met toestemming der kamanakans (saizin siwaris). Op een vergadering over herziening van het adatrecht, in 1911 te Fort de Kock gehouden, betoogde de Toeankoe van Rau-Rau o. m., dat oorspronkelijkalles pantjarian is geweest.
blz 15
De nieuwe pentjarian wordt dus als het ware geboren uit de poesako, moet dus beschouwd worden als de boenga poesako, om naderhand wederom - daarin op te gaan. De waris hebben dus zeer zeker stem in deze kwestie. Daar staat tegenover, dat in een vonnis van den Raad van Justitie te Padang van 1895 werdoverwogen: "dat volgens de Maleische adat, te dezer plaatse geldende, iedere Maleier bij
schenking onder de levenden, zelfs zonder medewerking en medeweten zijner adat erfgenamen, over zijne harta pentjarian mag beschikken. (in ieder geval voor zoover die harta pentjarian niet is verkregen met behulp van door de familie als zoodanig daartoeverstrekt kapitaal)"
Meer en meer wordt echter het streven merkbaar om de kinderen te bevoordeelen boven de waris, doch is men nag huiverig met de adat in botsing te komen. Geschillen hieroverkomen nog wel eens voor. Voor den Kadasterambtenaar is het ook van belang te weten, watoelajat-gronden zijn. Oelajat is het recht om woeste gronden ter ontginning uit te geven. Oelajat-gronden zijn dus gronden, waarover beschikt wordt krachtens dat recht, hetwelk in de darek (Padangsche Bovenlanden) berust bij de adathoofden (panghoeloe-andiko) dernagari in hunne hoedanigheid van familiehoofden. Volgens de oude adat mogen ook deze soort gronden niet worden vervreemd. Hieraan is echter niet steeds de hand gehouden. Immers geknoei komt overal voor, zelfs onder adathoofden, vooral als hun eigen belangenzulks willen. Trouwens, het Gouvernement heeft zelf het voorbeeld gegeven. Of is de domeinverklaring bij Staatsblad 1874 No. 94f niet lijnrecht in strijd met de Minangkabausche adat? En is de geheele Sumatra-Staatsspoorbaan soms aangelegd zonder een enkele onteigening vanpoesaka-goed? Men zou mij ook de vraag kunnen stellen: hoe is het mogelijk, dat er ter hoofdplaats Padang zooveel eigendoms-perceelen toebebooren aan niet-Inlanders? Ik verwijs den lezer dan naar
blz 16
het Gouv. Besluit van 7/7-1829 No 26 en Stbl 1853 No. 14a, waarbij het Gouvernement zich het recht heeft voorbehouden om woeste gronden in de Padangsche Ommelanden aangegadigden in eigendom af te staan, dus woeste gronden, waarover volgens hetgewoonterecht alleen de panghoeloe's mogen beschikken.
Om den schijn te bewaren en de bittere pil te vergulden werd het noodig gevonden bij de opmeting der uit te geven stukken de aanwezigheid der betrokken panghoeloe's te eischen, die zoogenaamd er voor hadden te waken, dat geen rechten van derden zouden worden aangetast (De oudste meetbrieven zijn dan ook zonder uitzondering door hen afgeteekend). Booze tongen fluisteren, dat de rondspokende gedachte bij vele echte Minangkabauers, nl. dat door bloote opmeting van hunne soekoegronden zij hunne rechten zouden verliezen en waarover in den beginne reeds een enkel woordje is gezegd, te danken is aan het leit, dat in verband met de huidige voorschrilten de panghoeloe's door de landmeters over het hoofd worden gezien.
Anderen weer meenen, dat deze denkbeelden in nauw verband staan met het djoealberpelaloe, waarbij ten blijke, dat de koopovereenkomst gesloten is, het verkochte perceel wordt afgepaald en opgemeten. Men veronderstelle nu niet, dat met afpaling bedoeld wordt: het plaatsen van gemetselde pilaren of dergelijke. Gelijk in sommige streken op Java op de grenzen der door Inlanders geoccupeerde erven vaak waroe-, djohar-, randoe- of koedoboomen geplant worden, zooschenkt de Minangkabauer de voorliefde aan een grens van slanke pinangstammen. Ook groote kalisteenen heb ik vaak op hoekpunten opgemerkt.
Reeds meermalen is in dit hoofdstuk gesproken over mamak. Hier voIgt een passage uit het artikel van den heer DeWaal van Anckeveen, voorkomende in de Sumatra-Bode van 10/8-1905.
blz 17
"De mamak houdt moepakat met zijn kamanakans - d.z. degenen, die met hem tot dezelfderoemah behooren - en treedt voor hen op als hun vertegenwoordiger tegenover de buitenwereld. In dat niet een handige inpikkerij? Daardoor wordt den kamanakans, die gezamenlijk een demarche willen doen, waardoor zij met de buitenwereld in contact zouden moeten komen, heel wat moeite bespaard. Ook staat het niet altijd vast, dat de oudstemamak moet zijn: is die oudste geschikt er toe, heeft hij een goeden flux de bouche, is hij bemind, en is hij verstandig, in het kort koh elok poesa-poesanja, dan wordt hij als vertegenwoordiger aangewezen, evenals men uit de mamaks (toewo roemah, toengganei) den panghoeloe andiko (het hoofd van afstammelingen eener zelfde voormoeder) aanwijst. Bestuurder is de mamak slechts in zoover als de boewah paroet hem machtigt, niet bij notarieele of onderhandsche acte, maar bij onderling overleg, moepakat, gevolgd door hetsapakat, sa-ijo zijn der geheele familie, want geen besluit wordt door Maleiers als genomen beschouwd, zonder de toestemming van allen, die mee mogen praten, en dat zijn allen, dienen als volwassen beschouwt, zoo vrouwen als mannen. De mannen der vrouwen van de familie, de oerang soemando, doen ook wel een duit in her zakje, maar zij zijn meer adviseurs. Hun raad wordt echter, als zij aanwezig zijn, steeds ingewonnen".
Eigenaardig, dat het hier geschetste matriarchaat zoo taai weet stand te houden en dit niettegenstaande den invloed der Moslimsche wetten. Toch ziet men het Mohamedaansche familierecht meer en meer op den voorgrond treden en wordt het niet onwaarschijnlijk geacht, dat binnen afzienbaren tijd de typische instellingen in het land van Minangkabauworden prijsgegeven.
Hen, die een studie wenschen te maken van het Maleische recht, raad ik aan een blik tewerpen in de Adat- recht-bundels" (bezorgd door de commissie voor het adatrecht), waarvan enkele aanhalingen in dit opstel zijn overgenomen. B.
Mutaties uit 2e Jaargang, 1e Aflevering 1920 Personeel
Landmeter - Overschrijvingsambtenaar uit 1e Jaargang, December 1920
Blz 58
Zooals men in de dagbladen reeds heeft kunnen lezen, is naar aanleiding van de Bestuurshervorming de vraag op den voorgrond getreden of het mogelijk is de overschrijving van vaste goederen en het inschrijven van hypotheken daarop enz., met andere woorden of de werkzaamheden voortvloeinde uit de ordonnantie opgenomen in Staatsblad 1834 No. 27 met de later daarin aangebrachte wijzigingen en die thans verricht worden in de Gewesten, waar Raden van Justitie gevestigd zijn door een of twee Commissarissen uit die Raden, bijgestaan door derzelver Griffier en in Gewesten, alwaar zoodanige rechtbanken niet gevestigd zijn, door het Hoofd van gewestelijk Bestuur of gewestelijk Secretaris, bijgestaan respectievelijk door den gewestelijk Secretaris of Commies van het gewestelijk bureau, of deze werkzaamheden kunnen opgedragen worden aan de ambtenaren van het Kadaster en overgaan naar den diensttak het Kadaster. Zooals met elke organisatie het geval is, zoo zullen er ook hier wel een Pro en Contra zijn. In dit artikel zullen we zooveel als in ons vermogen is, het Pro naar voren brengen en verderbeknopt nader uitwerken.
Het PRO:
1. Vereenvoudiging van administratie.
2. Het Kadaster en het Overschrijvingsinstituut moeten de ontwikkelingsfase der maatschappij volgen en voldoen aan de behoeften door het publiek en Gouvernement aan deze instellingen gesteld.
3. De openbaarheid eischt eene samentrekking der kadastrale- en overschrijvings-administratie.
4. Het afschaffen der landmeterskennis.- een bezwaar dat ondervangen kan worden - heefttot onmiddellijk gevolg eene coulanter afwikkeling der overschrijvings formaliteiten.
Ad. 2.
Het feit, dat Vreemde Oosterlingen hun kapitalen niet in effecten beleggen, doch veelal onroerende goederen koopen als belegging en ook als bewijs van gegoedheld tot vestigingvan hun crediet, heeft tot gevolg, dat het grondcrediet in de Indische maatschappij eene zeer voorname rol speelt en dat door Banken, Handelshuizen enz. een sterk toenemend gebruik daarvan wordt gemaakt tot meerdere zekerheid van gewone handelscredieten. Om zich een oordeel te kunnen vormen over de gegoedheid van bepaalde personen, zal men zoowel het kadaster- als het overschrijvings-archief hebben te raadplegen. De moeilijkheden en de omslag, die zich thans daarbij voordoen onder het fungeerende stelsel, wil men de grootstmogelijke zekerheid hebben voor het ver-
Blz 60
strekken van credieten, zijn een hinderpaal voor de normale ontwikkeling van het grondcrediet. Verder is het gescheiden zijn van kadaster en overschrijving een sta in-den-weg voor bet ontwerpen eener administratie, die ons, evenals in Holland het geval is in staat stelt met een oogopslag te leeren kennen de bezittingen van een bepaald persoon en de schulden, die hij tot zijn last heeft. Is dit laatste een groot belang voor zakenmenschen, ook het Gouvernement (de Belastingdienst) zal van eene zoodanige administratie onmiddellijk voordeelen plukken.
Ad. 3.
Zonder openbaarheid is geen rechtszekerheid van het grondbezit denkbaar. Deze openbaarheid moeten we splitsen in openbaarheid ten aanzien van het subject (de publiciteit) en ten aanzien van het object (de specialiteit). Is het publiciteitsprincipe zeer gebaat met eene samentrekking van kadaster en overschrijving, de specialiteit zal door het gescheiden leven dezer twee instellingen nooit tot haar recht kunnen komen, en toch maakt deze een zeer voorname factor in het belang van de rechtszekerheid en bet grondcrediet. Zonder raadpleging van het kadastraal-archief zal men omtrent de rechtszekerheid en de credietwaardigheid van het object geen oordeel mogen uitspreken.
Ad. 4.
Het vervallen der landmeterskennis heeft tot onmiddellijk gevolg eene coulanterafwikkeling der overschrijvings-formaliteiten in het belang van het grondcrediet gewenscht, omdat men niet meer bij het kadaster behoeft aan te kloppen voor de landmeterskennis, maar zich diirect kan wenden tot den ambtenaar van de I. en O. Tevens worden hierdoor de bezwaren voorgebracht tegen het Indische stelsel (negatief met positieve tendenzen) teruggebracht tot een minimum. De tijdsduur tusschen het aangaan der voorloopigeovereenkomst en passeeren der gerechteijke akte, in welk tijdsbestek een
Blz 61
toestand van rechts~onzekerheid bestaat, zal aanmerkelijk verkort worden. . De voordeelen verbonden aan het afgeven van landmeterskennissen zijn vele en veelzijdig. Deze voordeelen mogen niet prijsgegeven worden, doch moeten in den organisatorischen opzetder samentrekking op andere wijze in het leven worden geroepen.
Ad. 5.
Vlugger dan tot heden het geval is, zullen die buitenbezittingen ingelijfd kunnen worden bij het kadaster, omdat dan voor den kadaster-ambtenaar spoedig voldoende werkzaamheden te verrichten zullen vallen en finantieele overwegingen geen bezwaar meer behoeven te zijn. Dit is een zeer groot Landsbelang, waarvoor juridische, fiscale, economische en met minder kadastrale motieven zouden aangevoerd kunnen worden, doch hier onvermeld blijven. Het personeelsgebrek zal, wanneer de Salariscommissie het kadaster-personeel recht zal laten wedervaren (?), . in de toekomst niet meer als bezwaar kunnen aangevoerd worden.
Ad. 6.
De eerste (re)organisatie bij het Kadaster dateert van het jaar 1870 a 1875. De voorschriften uit dien tijd zijn nog altijd richtlijn, doch zeer verouderd en vereischen reeds jarendringendle herziening. Veel zal als ballast over boord geworpen moeten worden en iets beters tot meerderte rechtszekerheid van het grondbezit en ook in verband met eene meereconomische exploitatie van den diensttak het kadaster, zal hiervoor in de plaats moeten gegeven worden. Eene samentrekking nu van kadaster met overschrijving zal he tgemakkelijker maken voorschriften te ontwerpen, waardoor het kadaster- en het overschrijvings-instituut beter aan het doel, waarvoor zij in het leven zijn geroepen, zullen beantwoorden. Door de ontwikkeling der Maatschappij worden allengs meer eischen, zoowel in de lengte als in de breedte, aan deze instellingen gesteld.
Blz 62
Ad. 7.
Waar de kadaster-arnbtenaar als 't ware leeft tusschen zijne perceeltjes, waar in de nieuwe ordonnantie op het Recht van Overschrijving tot grondslag genomen is voor vaststellingvan het recht de "verkoopswaarde", zal het wel niet aan twijfel onderhevig zijn, dat deze armbtenaren het best kunnen beoordelen of de fiscus in sommige gevallen benadeeld wordt. Zonder medewerking van den kadaster-ambtenaar zal de toepassing der nieuwe ordonnantie op het Recht van Overschrijving nooit tot haar recht komen.
Conclusies. Zonder hier over te gaan tot het behandelen van het Contra, dat eventueel zou kunnen aangevoerd worden, meen ik als mijn gevoelen te moeten uitspreken, dat de hieraangehaalde voordeelen wel overwegend zullen zijn, dat de Regeering zal overgaan tot eene samensmelting van Kadaster en Overschrijving. De nadeelen zijn deels terug tebrengen tot een minimum, deels, door een goed in elkaar gezette organisatie geheel op te heffen. (Wie mijner Collega's wil het Contra behandelen en zoo mogelijk dit ontzenuwen in het volgende tijdschrift?) Ten opzichte van de bestaande organisatie zouden diverse voor-en nadeelen eveneens naar voren zijn te brengen. En wanneer men nu de voor- en nadeelen aan beide organisaties met de weegschaal zou kunnen afmeten, dan zouden n.m.b.m. de nadeelen, verbonden aan de bestaande organisatie, te zwaar en de voordeelen te lichtbevonden worden, om niet te besluiten de In- en Overschrijving naar den diensttak van het Kadaster over te brengen.
Vervanging Alfabetische Register (Form4) door Kaartensysteem
uit 6e Jaargang, 2e en 3e Afl. 1924
Naar wij vernemen ligt het in de bedoeling van het Hoofd van den dienst om de alfabetische naamregisters, welke, thans op de kantoren, (uitgezonderd Malang) in gebruik zijn, geleidelijk te doen vervangen door een kaartensysteem, dat natuurlijk voor aIle kantoren uniform zal zijn.
Een opdracht aan den Bewaarder van het Kadaster te Batavia om een keuze te doen van een voor het beoogde doel geschikt systeem, gaf tot resultaat de aanschaffing van het door de firma Fles & Co. in den handel gebracht kaartensysteem, hetwelk verreweg het doelmatigst bleek te zijn. In navolging van het Cardex systeem, zijn ook bij het gekozen stelsel de kaarten niet los in de laden geborgen. De inrichting is zoodanig dat de kaarten evenals de bladzijden van een boek kunnen worden omgeslagen. Het hieronder volgend ontwerp voorschriften voor de vernieuwing en bijhouding van de naamlijsten, samengesteld op de Bewaring te Batavia, alwaar de invoering van het kaartsysteem nog dit jaar zal plaats vinden, werd het Diensthoofd aangeboden.
use Browser Back or Padang SWK menubar
Back to Top of page